Overdrijven is ook een vak
Het komt bij mij regelmatig voor dat het buiten min 80 graden is, ik zes jaar bij de kassa heb moeten wachten of mijn mascara is uitgelopen tot aan mijn knie. Overdrijven, ik ben er dagelijks schuldig aan.
Ik ben gek op taal en dan vooral op het spelen ermee. Schrimpie, toelie, glasje en holymotheroflords zijn door mij dagelijks gebruikte woorden. Normaal is ook maar zo normaal en Wies en ik leven niet voor niets volgens het motto ‘never be normal’. Dus ook bij taal hou ik ervan om er een extra schwung aan te geven. En ietwat vreemde overdrijvingen zijn daar ook een groot onderdeel van.
De een zegt dat het ijskoud is of keihard, ik vind het gewoon min 80 of ‘powerrangerhard’. Als ik even wat minder geld heb, ben ik een zwerver, maar een financiële meevaller maakt het gelijk ‘money to burrrrn’. De valkuil is misschien dat mensen denken dat ik lieg, maar daar is zeker niks van waar. Als iemand twee wijn op heeft hoor je mij niet zeggen dat diegene strontlazarus is. Ook een kleine struikelsessie verander ik niet in een snoeiharde headfirst dodenval. Het zijn meer een soort uitdrukkingen die ik verzin. Of superlatieven to the max. Leukere manieren om duidelijk te maken hoe hard, dun, koud of snel iets wel niet is. Mensen begrijpen dan tenminste direct wat ik bedoel en daar hou ik van. Wat blijft beter hangen: een verhaal over een heel dun iemand of dat over een aangeklede TL buis? Juist, dat bedoel ik.
Toch moet ik eerlijk bekennen dat mijn overdrijvingen soms ietwat cryptisch kunnen zijn en wel wat uitleg kunnen gebruiken, voornamelijk als het over mijn lichamelijke beperkingen gaat. Daarom even een kleine les in Vief’s Woordenboek:
Klaag ik over mijn hoge aantal moedervlekken, dan heb ik het meestal over mijn dalmatiërlijf. ‘Zieke loopgraven’ zijn de twee bescheiden rimpels in mijn voorhoofd. Spring bij het woord ‘golfterrein’ niet direct op je fiets, want dat zijn gewoon mijn bovenbenen. En een mini vetrol maakt je al snel een Fatty Bomba. Mijn Titanics zijn mijn voeten (maat 41) en die slanke pianovingers noem ik tentakels. En waar de een het omschrijft als beach hair, noem ik het gewoon een leeuwenbos.
Tot zover les 1. Het vergt even wat oefening, maar na deze les is de verwarring hopelijk wat minder. Inmiddels sta ik bijna op uitsterven, want ik heb al vijftien jaar niks gegeten. Ik ga nu even snel acht frikandellen in mijn gezicht wrijven en dan ben ik over een week weer bij jullie terug. Lijkt misschien drie baarden en zestien eeuwen te duren, maar voor je het weet is het weer zover.
(Ik ben overigens meer dan tevreden met dat dalmatiërlijf, die loopgraven, leeuwenkop en tentakels hoor, echt waar).
Superrrrr hilarisch, en dat overdrijven is vast een fase die weer over drijft, kan wel eeuwen duren.
Dat het een vak is, blijkt wel uit jouw blog, ik heb van jouw vak enorm genoten.
???
🙂
Overdrijven is ook een vak. Maar als het met humoristische uitspraken gepaard gaat vind ik knap.